Iedereen die in een strobalen, kalkhennep, hout- of andere vezel huis woont kan het beamen.
Het warmtecomfort en het energieverbruik wordt niet enkel bepaald door de R-waarde.
Huizen met een hoog gehallte
De R-waarde staat voor de warmteweerstand van een constructie (dak, wand, vloer).
Natuurlijke vezels of bio-aggregaten vertonen een specifiek hygrothermisch gedrag door hun bijzondere porositeit. Deze materialen zijn erg hygroscopisch en vertonen een hoog vocht bufferend karakter. Dit hygrothermisch gedrag beïnvloed in sterke mate de warmtebalans door zijn impact op de warmtegeleiding en de inductie van de interne warmtebron en/of een andere warmtestroom (vooral convectie). De R-waarde of warmtegeleiding is dus onvoldoende in staat om de specifieke warmteprestatie van deze materialen te beschrijven, laat staan ermee te rekenen.
Gelukkig wordt er op wetenschappelijk-technisch vlak actie wordt ondernomen om bepaalde positieve effecten, met name het hygrothermisch gedrag verder uit te klaren. Een technisch comité van internationale experts wordt door RILEM samengebracht om hierover een consensus te vinden. Deze expertgroepen maken technische rapporten en stellen pre-standardisatiedocumenten op. Deze worden dan weer als uitgangspunt genomen door de (inter)nationale standardisatielichamen.
Het doel van deze technische commissie is de parameters te definiëren die dit bijzonder thermo-hygrisch gedrag van bio-aggregaten markeren en te bepalen hoe ze te meten.
Op die manier is de kans groot dat binnen afzienbare tijd de R-waarde een extra dimensie krijgt waardoor de extra thermische capaciteit van natuurlijke materialen beter tot zijn recht komt en de berekende energieprestatie door bijvoorbeeld een EPC of EPB beter de werkelijkheid benadert.
Het gaat de bewoner om het warmtecomfort en het werkelijke energieverbruik. Niet om het getalletje dat uit de EPC rolt.
Meer weten over de voortgang technische commissie: Hygrothermal behaviour and Durability of Bio-aggregate based building materials